Onderwijsdoelen
De onderstaande verkeersborden herkennen
en er naar handelen:
ZILL-DOELEN
MZrt2
De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.
OWru7
Langs een voor hen vertrouwde route de verkeerstekens, -borden en -regels voor fietsers zelfstandig naleven.
OWru7
Als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de veiligheid van verkeerssituaties in de omgeving inschatten.
IVoc4
Alleen en met anderen kritisch reflecteren op ervaringen en bevindingen en daaruit leren.
IVzv4
Specifieke strategieën inzetten om vragen, opdrachten, uitdagingen en problemen efficiënt aan te pakken.
GO!-DOELEN
3.5.9.1
De betekenis van verkeersborden voor de fietsers verwoorden.
3.5.9.2
De betekenis van voorrangsborden verwoorden.
3.5.9.3
De betekenis van de aanwijzingsborden verwoorden die voor hen van toepassing zijn
3.5.9.45
Onder toezicht zich als fietser zelfstandig, veilig en hoffelijk verplaatsen op een voor hen vertrouwde route door de verkeersregels toe te passen.
3.5.9.60
Fietsen met voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.1.1.30
Reflecteren vooraf en/of achteraf op het bewegingsverloop.
6.1.1.31
Reflecteren op de moeilijkheidsgraad van een bewegingsactiviteit.
OVSG-DOELEN
Leerplan wereldoriëntatie verkeer
3 De leerlingen beseffen dat her verkeer risico’s inhoudt. Dit tonen ze door:
3.9 rond te kijken en te luisteren om een verkeerssituatie op te nemen.
10 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dit betekent dat ze:
10.4 verkeerstekens voor fietsers begrijpen;
10.5 de algemene voorrangsregel kennen.
11 De leerlingen kunnen, rekening houdend met de verkeersregels voor fietsers, zich als fietser zelfstandig en veilig verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. Dit betekent dat ze:
11.3 hun rijgedrag kunnen aanpassen aan de verkeerstekens;
11.4 de algemene voorrangsregel kunnen toepassen.
15 De leerlingen kunnen, onder voldoende toezicht, een omloop voor fietsers in het verkeer foutloos afleggen.
Leerplan wereldoriëntatie ruimte
27 De leerlingen maken gebruik van de gekende pictogrammen en symbolen in een niet- vertrouwde omgeving.
Leerplan LO
ET 1.2 De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
ET 1.32 De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak (bij)sturen.
ET 1.33 De leerlingen kunnen onder verschillende sensorische prikkels die gelijktijdig worden waargenomen de relevante prikkel selecteren.
Leerplan wereldoriëntatie mens
1.3 Inzicht verwerven in sociale (probleem)situaties:
8 De leerlingen kunnen zich voorstellen wat zij (soms ongewild) bij de ander teweegbrengen.
9 De leerlingen weten dat ze rekening moeten houden met de gevolgen van het eigen gedrag, zowel voor zichzelf als voor de andere(n).