Onderwijsdoelen
Leren vertrekken met een fiets.
ZILL-DOELEN
MZgm1
Balanceren op rijdend of glijdend materiaal.
MZgm2
Een voorwerp in beweging brengen en/of houden.
MZgm9
Voldoende basisvaardigheden beheersen om een bewegingsspel te spelen en daarbij eenvoudige spelideeën kunnen toepassen en slim spelen.
MZgm12
Voldoende kracht, lenigheid, uithouding en snelheid ontwikkelen.
MZlb2
Een goede lichaamshouding aannemen.
MZlb4
Evenwicht behouden of herstellen en gecontroleerde aanpassingen maken.
Mzlb6
De voorkeurslichaamszijde, -bewegingsrichting en -bewegingsrotatie aanvoelen en deze efficiënt gebruiken.
MZrt2
De eigen bewegingen aanpassen aan statische en dynamische objecten door af te remmen, te stoppen, te vertragen, te versnellen en/of door van richting te veranderen, al dan niet met een voorwerp.
OWbc1
Kennismaken met en proeven van een waaier aan bewegingsdomeinen.
GO!-DOELEN
3.5.9.24
Aangeven dat het veilig is om op de fiets steeds een valhelm te dragen.
3.5.9.58
Met de fiets uit stilstand vertrekken, sturen en afremmen.
6.1.1.1
Verkennen spontaan nieuwe bewegingssituaties.
6.1.1.5
Verleggen hun behendigheidsgrens.
6.1.1.6
Durven eigen bewegingsvormen en behendigheden te tonen.
6.1.1.8
Zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken.
6.1.2.17
Leven veiligheidsafspraken na.
6.2.1.8
Ontwikkelen oog-hand- en oog-voet-coördinatie.
6.2.2.2
Geven een gepast bewegingsantwoord op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels.
6.2.3.12
Zetten gepast hun linker- en rechterhand of -voet in (bijv. actiehand en ondersteunende hand, afstootbeen en zwaaibeen).
6.2.4.3
Voeren klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties (in alle leergebieden) voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen uit.
6.2.5.15
Staan of verplaatsen zich met behoud van evenwicht op verschillende manieren in verschillende richtingen met of zonder voorwerpen.
6.2.5.19
Verplaatsen zichzelf of een medeleerling behendig en veilig op rollend en glijdend materiaal, aangepast aan hun leeftijd.
OVSG-DOELEN
Leerplan wereldoriëntatie verkeer
1 De leerlingen kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft.
12 De leerlingen houden ermee rekening dat ze als gebruiker van rollend materiaal meer ruimte nodig hebben dan als voetganger.
13 De leerlingen beschikken als fietser over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie om zich zelfstandig en veilig te verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. Daartoe kunnen ze:
13.1 de fiets langs de rechterzijde op- en afstappen;
13.2 met voldoende stuurvastheid en evenwicht fietsen.
Leerplan wereldoriëntatie mens
8 De leerlingen kunnen zich voorstellen wat zij (soms ongewild) bij de ander teweegbrengen.
9 De leerlingen weten dat ze rekening moeten houden met de gevolgen van het eigen gedrag, zowel voor zichzelf als voor de andere(n).
Leerplan LO
ET 1.18 De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen.
ET 1.2 De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
ET 1.3 De leerlingen kennen de gevaren en risico’s van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren.
ET 1.4 De leerlingen kennen hun voorkeurhand en -voet en kunnen deze ook efficiënt gebruiken.
ET 1.32 De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak (bij)sturen.
ET 1.17 De leerlingen beheersen fundamentele bewegingsvaardigheden die nodig zijn om een eenvoudig bewegingsspel zinvol te kunnen spelen in eenvoudige sporten spelsituaties.
ET 1.9 De leerlingen kunnen balanceren op de grond en over diverse soorten toestellen
ET 2.2 De leerlingen ontwikkelen uithouding, kracht, lenigheid, snelheid en spierspanning om de motorische competenties te bereiken.
ET 2.5 De leerlingen kennen mogelijke vormen van rollend en/of glijdend materiaal en weten er veilig mee om te gaan.